Er loopt een rechte lijn van Isaac
Israëls, over meesters als Harry Kuyten naar Peter Smit,
Amsterdams kunstschilder. Het impressionisme is
springlevend en terug van nooit weg geweest.
Toch werkte Peter Smit, nu een van
de meest gewaardeerde landschap- en standschilders van
ons land, in zijn academiejaren abstract. Het was de
tijd van de Nieuwe Wilden, de neo-expressionisten. Hij
exposeerde in galerie Imago, samen met onder anderen
Paul Hugo Ten Hoopen, die elders in dit tijdschrift aan
het woord is. Het is verleden tijd. Opnieuw is er
waardering voor de (post)impressionistische benadering.
Peter Smit schildert live in
Domburg. Hij is hier niet voor het eerst: ”Ik heb in het
badhotel geëxposeerd, al lange tijd geleden, nog voor de
verbouwing. Het licht in Domburg is heel bijzonder. Dat
klinkt als een cliché, maar het is echt waar.”
Peter Smit schildert veel op het
strand. Bijna altijd zijn de mensen, en hun bezigheden
(of onbezigheden) een belangrijk element in het
schilderij. “Als schilder ben je bevoorrecht. Je mag er
je werk van maken om de mensen te observeren en ze weer
te geven. Meestal begin ik met het opzetten van het
landschap. Maar dan zie ik bijvoorbeeld een groot gezin
aankomen, met een stel kinderen en een hoop spullen. Dan
denk ik, oke, het is nu zo en zo laat. De zon staat
daar. Als die mensen op die plek gaan zitten, dan
blijven ze wel even. Mooi. Dat komt goed.”
Het menselijk gedoe, de intimiteit
tussen mensen, komt ook in zijn ander werk tot
uitdrukking. Er zijn in zijn oeuvre prachtige
figuurstukken. Vaak is Jet, zijn partner, het onderwerp.
Ze is meer dan het onderwerp, ze is zijn muze. “Soms
neemt Jet een houding aan, die me vervoert. Dan denk ik:
wat prachtig. We hebben een huisje bij het strand. Jet
leest een boek. Ik zie haar en ik wordt geraakt. Ik wil
haar dan schilderen en ik hoop... ik denk dat dat gevoel
overkomt bij de kijker. Jet is ook mijn derde oog. Soms
vind ik iets erg geslaagd. Maar ik zie aan haar, ach...
De volgende dag zie ik wat ze bedoelt.”
Soms moet je als schilder iets
ensceneren. Bij figuurstukken kan dat: je schikt de
werkelijkheid, je zet daar een voorwerp, en vraagt het
model even iets anders te zitten. Kortom: je bouwt de
voorstelling. Aan het strand is dat anders. Peter Smit:
“Maar toch ook weer niet. Ik zie ruiters langs het
strand naar het noorden draven, ik zie ze van achteren.
Maar, denk ik, straks komen ze terug. Dan zet ik ze op
het doek. Het is een kwestie van bekijken. Je moet het
moment pakken.”
Dat geldt ook voor zijn portretten.
“Ik heb een soort beroepsdeformatie. Als ik iemand zie,
of ik hem moet schilderen of niet, ik bekijk altijd hoe
zo’n kop in elkaar zit, wat de houding is, het gevoel,
wat je er uit zou kunnen halen. Als je werkelijk een
portret gaat maken, moet je in een flow komen, je moet
iets bijzonders zien en dat bijzondere is je
energiebron. Dat bijzondere kan in een blik zitten, in
een beweging, een houding. Kan van alles zijn.”
Daarmee is de essentie van het
impressionisme scherp aangegeven: het bijzondere kan
alles zijn. Je moet het alleen kunnen zien.
Would you like to be informed of new events?
Click
here. |